De hoofdpersoon van De toverfluit is Tamino Ferdinand Leopold Maria van Bourbon-Parma, een fictieve telg van hertog Ferdinand van Bourbon-Parma en zijn vrouw, Maria Amalia van Oostenrijk, een Habsburgse. De Bourbon-Parma’s en de Habsburgers zijn aan het eind van de achttiende eeuw twee van de meest invloedrijke families van Europa.
Ferdinand’s grootvader was de koning van Frankrijk, Lodewijk de Vijftiende, en zijn overgrootvader was koning van Spanje. Maria Amalia was een dochter van Maria Theresia, de keizerin van het Heilige Roomse Rijk, wat op dat moment Oostenrijk, Duitsland, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Servië, Kroatië en delen van Italië omvatte. Kortom: half West-Europa was in het huwelijk van de twee vertegenwoordigd. In eerste instantie was het geen gelukkige verbintenis: Maria Amalia was verliefd op een ander. Eenmaal in Parma liet ze haar ongenoegen over haar echtgenoot openlijk blijken en in plaats van zich in haar rol als hertogin van Parma te schikken – een klein stadsstaatje vergeleken met het grootse Rijk van haar ouders – bracht ze een groots hofleven met zich mee: ze had een enorme garderobe, gaf grootse feesten waarbij ze zoveel mogelijk invloedrijke vrienden en kennissen uitnodigde. De Parmezen spraken er schande van. Ferdinand was een gedweeë echtgenoot: hij hield zich liever bezig met kerkzaken en met zijn kinderen dan met staatszaken en liet dat laatste dan ook graag aan Maria Amalia over. Wel zijn historici het erover eens dat ze liefhebbende ouders waren en hun kinderen van een goede, uitgebreide opvoeding voorzagen: meisjes net zozeer als jongens, dus!
Ferdinand en Maria Amalia kregen negen kinderen. Van de laatste vijf werd er geen ouder dan drie jaar – de laatste doodgeboren tweeling wordt zelfs zelden vermeld. De oudste was Carolina, zij trouwde en werd prinses van Saksen (nu een deelstaat van Duitsland). Ze overleed in 1804.
Zoon Lodewijk zou zijn vader nooit opvolgen als hertog van Parma. Napoleon Bonaparte gooide roet in het eten: hij annexeerde Parma en als compensatie bood hij Ferdinand en zijn familie het koninkrijk Etrurië aan. Dit was een stuk land in Toscane (deel van het huidige Italië) dat ongeveer net zo groot was als het hertogdom Parma. Lodewijk zou echter in 1803 al overlijden, net dertig jaar oud.
Dochters Maria Antonia en Carlotta zouden nooit trouwen: beiden gingen het klooster in. Maria Antonia zou zich bij het ursulinenklooster in Parma voegen en daar bijna haar hele leven blijven. Carlotta verkoos de Dominicaanse kloosterorde – ook in Parma – maar ze vertrok al gauw naar Colorno, waar ze het tot moeder-overste zou schoppen. Een paar jaar later vertrok ze naar Rome, waar ze uiteindelijk, in 1814, op 35-jarige leeftijd, zou sterven.
Van alle kinderen – Tamino niet meegerekend – zou Maria Antonia het oudst worden. In 1823 ging ze over naar het Sint-Agathaklooster in Rome, waar ze op haar 66ste zou overlijden.
Leave a Reply